De mens is van nature goed. De menselijke natuur bestaat uit vele onderdelen. Ieder onderdeel kan potentieel ten bate zijn van de mens.
Een zonde wordt begaan doordat iemand zichzelf, iemand anders, of een ander onderdeel van de schepping kwaad doet. Schuld hangt af van de intentie van de zondaar. In het meest extreme geval doet iemand opzettelijk schadelijke en destructieve dingen en luistert naar geen enkele oproep om te doen wat goed is voor zijn eigen bestwil of het welzijn van anderen. Deze persoon zal misschien beweren dat het toch niet uitmaakt, omdat het bestaan geen zin heeft, en hij dus niet dankbaar hoeft te zijn voor de goede dingen die hij heeft in het leven.
Aan de andere kant zijn er degenen die zichzelf, anderen, en de gehele schepping proberen te verbeteren. Zij geloven in God en zijn Hem altijd dankbaar voor alles wat ze hebben in het leven. Hun inzet om de schepping te verbeteren komt voort uit hun verlangen naar het behagen van God.
Waarom staat de perfecte God zonde toe?
De mens heeft de capaciteit om te zondigen voornamelijk doordat hij de capaciteit heeft om te plannen. Wanneer iemand zijn daden plant moet hij in staat zijn om voor een bepaalde tijd zijn natuurlijke verlangens te onderdrukken. Dit is geheel anders dan dieren, die van moment tot moment leven en hun perceptie van het heden en hun instinkt volgen. Dit is zeker een enorm verschil. De mens is in staat na te denken over de toekomst - om het te conceptualiseren en een intentie te vormen om te handelen. Deze bewuste intentie kan zelfs het sterkste instinct overstijgen. Door deze eigenschap zijn wij in staat om het onszelf moeilijk te maken op de korte termijn om iets belangrijkers te bereiken op de lange termijn. Als een onvermijdelijk gevolg van deze capaciteit bezitten wij het potentieel om onszelf kwaad te doen, m.a.w., het potentieel om te zondigen.
We kunnen de toekomst niet voorspellen. In plaats daarvan vormen we een hypothese over bepaalde toekomstige omstandigheden en richten wij onze acties op die omstandigheden. Logischerwijs zullen we dus proberen te doen wat ten alle tijde goed is en zeker wat ten bate is van ons gehele leven (in deze wereld en de volgende). Dit is de kern van het streven te doen wat moreel juist is.
In pogingen om te begrijpen wat de toekomst zal brengen heeft de mensaltijd gezocht naar naar een steeds betere verklaring van wat hij ziet in de realiteit om zich heen. Deze zoektocht is een onderdeel van moreel goed denken. Het feit dat we de toekomst nooit volledig kunnen kennen is analoog aan het feit dat we God nooit echt kunnen kennen. God is iets in het 'onzichtbare' gedeelte van de realiteit, net zoals de toekomst.