Er staan grammaticale fouten in de Koran! 

Dit is zeker een zeer vreemde aantijging!

De grammatica van de Arabische taal is voor het grootste gedeelte gebaseerd op de Koran en was nooit opgeschreven tot meer dan honderd jaar nadat de Koran werd geopenbaard. Het Klassieke Arabisch werd vooral dankzij de Koran een taal waarvan we kunnen zeggen dat het een gestandaardiseerde grammatica heeft. Woordenboeken en grammaticaboeken werden voor het eerst geschreven om de taal van de Koran en de Hadith te beschermen tegen de veranderingen in de Arabische taal als een gevolg van de uitbreiding van het Islamitische Kalifaat wat leidde tot inbegrip in het Kalifaat van andere volkeren. Het Kalifaat spreidde zich uit van wat nu Pakistan is tot Portugal. Mijn eigen zakwoordenboek gebruikt citaten uit de Koran als uitleg voor de meerderheid van de 500 grammaticale regels die er in staan.

Wat ik ook vreemd vind is dat deze aantijging uit de mond van Christenen komt. De reden is dat het Nieuwe Testament volledig is geschreven in "Demotisch Grieks", een soort populair Grieks. Dit was een verbasterde, populaire vorm van het klassieke Grieks. Een vorm die zich weinig aantrok van grammaticale regels. Ieder die probeert een grammaticale analyse van de Bijbel te produceren zal er moeite mee hebben één zin te vinden die geen grammaticale afwijking van de regels van het klassieke Grieks bevat.

Desondanks zal ik de genoemde punten toch maar uitleggen:


"Volgens Moslims is de Koran niet slechts een door mensen geschreven literair meesterwerk maar niets minder dan een goddelijk literair meesterwerk. Deze claim is in tegenstrijd met de feiten want de Koran zoals wij die kennen bevat duidelijk grammaticale fouten, met gemak aan te wijzen voor een ieder die Arabisch kent."

De Eerste Fout

In 5:69 "Voorzeker, de gelovigen en de Joden en de Sabianen en de Christenen die in Allah en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten - over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren."

"Innal-laziina 'aamanuu wal-laziina haaduu was-Saabi'uuna wan-Nasaaraa man 'aamana bilaahi wal-Yawmil-'Aakhiri wa 'amila saali-hanfalaa khaw-fun 'alay-him wa laa hum yah-zanuun."

Het bovenstaande vers bevat een grammaticale fout. Het woord Saabi'uuna is verkeerd verbogen.

2:62 "Innal-laziina 'aamanuu wal-laziina haaduu wan-Nasaaraa was-Saabi'iina…"

22:17 "Innal-laziina 'aamanuu wal-laziina haaduu was-Saabi'iina wan-Nasaaraa…"

Merk op dat het woord wordt geschreven als Saabi'uuna in 5:69 en als Saabi'iina in 2:62 en 22:17. In de laatste twee verzen is het woord correct verbogen want het woord inna aan het begin van de zin vereist een verbuigingsvorm die "nasb" genoemd wordt (zoals in gevallen van accustatief en subjunctief) en de "ya'" is het "kenmerk voor de nasb". Het woord Saabi'uuna in 5:69 werd echter met 'uu, waw geschreven, het kenmerk van "raf'a" (zoals de nominatieve en indicatieve naamvallen). Dit is dus een duidelijke grammaticale fout.

Antwoord: Deze verandering in naamval is overeenkomstig met veranderingen in aantal, persoon en tijd. Al deze grammaticale functies worden in de Koran gebruikt om retorische redenen. Deze grammaticale functie wordt iltifaat genoemd. Er zijn talloze voorbeelden van het gebruik van iltifaat in het Arabisch. Met betrekking tot hoe deze retorische middelen in de Koran gebruikt worden - dit onderwerp wordt uitgebreid behandeld in het meest uitgebreide boek over Koranische wetenschappen, Al-Burhan, van Zarkashi.

De Tweede Fout

In 4:162

"Maar degenen hunner, die een grondige kennis bezitten en de gelovigen, geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen voor u werd nedergezonden; en degenen, die het gebed houden en degenen en degenen die de Za'kaat betalen en degenen, die in Allah en de laatste dag geloven, dezen zullen Wij zeker een grote beloning geven." (Arberry)

"Laakinir-Raasi-khuuna fi-'ilmi minhum wal-Mu'-minuuna yu'-minuuna bi-maa 'unzinla 'ilayka wa maa 'unzila min-qablika wal-muqiimiin as-Salaata wal mu'-tuunaz-Zakaata wal-Mu'-mi-nuuna billaahi wal-Yawmil-'Aakhir: 'ulaa'ika sanu'-tii-him 'ajran 'aziima."

Het woord muqiimiin hoort muqiimuun te zijn. Het woord hoort verbogen te worden volgens het "raf'a teken" zoals de andere naamwoorden in de zin. De twee naamwoorden die voor muqiimiin komen zijn wel juist verbogen (Raasi-khuun en Mu'-minuun), net zoals het naamwoord wat erna komt (mu'-tuun). Sommigen hebben beargumenteerd dat dit naamwoord op deze manier is verbogen om de gebedsdaad te benadrukken en te prijzen, maar de geleerde Ibn al-Khatib zegt dat dit een zieke beredenering is. (al-Furqan door Mohammed M.'abd al-Latif Ibn al-Katib, Dar al-Kutub al-'elmiya, Beirut, p.43). Zo'n beredenering gaat tegen alle logica in. Waarom zou men het gebed, wat slechts een tak van de religie is, benadrukken, en niet geloof, de fundamentele wortel van de religie? Kan deze logica dan bovendien ook toegepast worden op de fout in verbuiging in het voorgaande vers? Kunnen wij concluderen dat de Saabi'iin zich onderscheiden van de gelovigen en de Mensen van het Boek? En waarom worden ze in één vers onderscheiden en niet in anderen ? God staat ver boven dit soort kromme logica. Dit is nogmaals een duidelijke grammaticale fout.

Hier geldt dezelfde verklaring als voor de eerste zogenaamde fout.

De Derde Fout

In 20:63

"Zij zeiden: "Deze twee zijn zeker tovenaars"." (Arberry)

"Qaaluu in haazaani la-saahiraani…"

Het woord saahiraani zou saahirayn moeten zijn. Het woord saahiraan is onjuist verbogen want het woord aan het hoofd van de nominale zin heeft een verbuigingsvorm tot gevolg die "nasb" (nominatief) genoemd wordt en de "ya'" is het "kenmerk van de nasb". Dit is de derde grammaticale fout.

Dit is nogmaals een retorische functie, eindeloos besproken door Arabische taalkundigen. Bijvoorbeeld door T. Hasan in zijn werk Al-lughat Al-'arabiyya…

De Vierde Fout

In 2:177

"Het is geen deugd, dat gij uw gezicht naar het Oosten of naar het Westen wendt, maar waarlijke deugd is in hem, die in Allah, de Laatste Dag…gelooft…en die van zijn vermogen geeft…voor het vrijkopen van slaven en die het gebed onderhoudt en de Za'kaat betaalt; verder in degenen die hun belofte nakomen…en de geduldigen."

"Laysal-birra 'an-tuwalluu wujuuhakum qibalal-Mashriqi wal-Maghrib wa laakinnal-birra man 'aamana billaahi wal-Yawmil-'Akhiri wal-malaa-'ikati wal-Kitaabi wan-nabiyyiin: wa'aatal-maala 'alaa hubbihii zawilqurbaa wal-yataamaa wal-masaakiina wabnas-sabiili was-saa-'iliina wa fir-riqaab: wa'aqaamas-Salaata wa 'aataz-Zakaata; wal-muufuuna bi'ahdihim 'izaa 'aahaduu was-Saabiriina fil-ba'-saa'i wazzarraa-'i…"

Het bovenstaande vers bevat vijf grammaticale fouten. In vier gevallen is een verkeerde tijd gebruikt, aangezien de zin begint in de tegenwoordige tijd met het werkwoord tuwalluu, terwijl de andere vier werkwoorden in de verleden tijd staan:

'aaman zou tu'minuu moeten zijn;

'aata hoort tu'tuu te zijn;

'aqaama hoort tuqimuu te zijn;

'aata hoort tu'tuu te zijn.

Als men het bovenstaande vers letterlijk naar het Nederlands zou vertalen zou er staan: "Het is geen deugd, dat gij uw gezicht naar het Oosten of naar het Westen wendt; maar waarlijke deugd is in hem, die in Allah, de Laatste Dag, de engelen, het Boek en de profeten geloofde; en die van zijn vermogen gaf,…en die het gebed onderhield en de Za'kaat betaalde." De Nederlandse vertalers hebben echter dezelfde tijd gehandhaafd, en de werkwoorden "geloofde", "gaf", "onderhield", en "betaalde" verbeterd en in de tegenwoordige tijd gezet.(Zie bijvoorbeeld de vertalingen door….).

De vijfde fout is de incorrecte verbuiging van het woord saabiriina. Het zou verbogen moeten zijn als saabiruuna zoals het voorgaande woord muufuuna.

Het eerste werkwoord hoort in de tegenwoordige tijd te staan ("Ik ga lopen" , "Ik wil fietsen", "Ik moet schrijven). Dit is onbetwistbaar een regel van de Nederlandse taal. Vergelijkbare maar andere regels gelden voor het Arabisch. Als Nederlands letterlijk naar het Arabisch zou worden vertaald, met inbegrip van de werkwoorden in de tijd waarin ze staan, dan zou dit in het Arabisch grammaticaal volledig onjuist zijn. Het aanwijzen van deze zogenaamde fout is het gevolg van een gebrek aan basiskennis van de Arabische grammatica. Met betrekking tot saabiuuna - zie de uitleg bij de eerste zogenaamde fout.

De Vijfde Fout

In 3:59

"…het geval van Jezus is bij Allah hetzelfde als dat van Adam. Hij (Allah) schiep hem uit stof en zeide: "Wees" en hij werd."

"Inna massala 'Isaa 'indal-laahi ka-masali 'Adam; khalaqahuu min-turaabin-sum-ma qaala lahuu kun fa-yakuun."

Als men de bovenstaande zin letterlijk van het Arabisch naar het Nederlands zou vertalen zou er staan: "Het geval van Jezus is bij Allah is als dat van Adam. Hij schiep hem uit stof , toen zeide Hij tegen hem 'Wees', en hij is."

Het woord yakuun ("is" in het Nederlands) hoort kana ("was") te zijn om in overeenkomst te staan met de verleden tijd van het voorgaande werkwoord "zeide". Dit is de vijfde fout.

Dit is een grammaticaal concept met een algemeen bekende naam in het Arabisch, namelijk "Al-Hikaya". Dit beschrijft het geval waarin een stuk tekst gepresenteerd wordt zonder ook maar een deel ervan te veranderen, net zoals men geen enkel gedeelte van een idioom verandert om het aan te passen aan een ander geslacht, aantal of tijd. Als ik bijvoorbeeld denk dat ik mijn leraar wiskunde in zijn eigen vak kan onderwijzen, kan hij zeggen "Leer je grootmoeder geen eieren zuigen". Hij is geen grootmoeder en er worden geen eieren gezogen. Maakt de leraar hier een grammaticale fout? Nee - je kunt het idioom zélfs niet veranderen naar "…zuig een ei".

De Zesde Fout

In 21:3

"En de onrechtvaardigen plegen overleg in het geheim…"

"Laahiyatan - quluubuhum. Wa 'asarrun-najwallaziin zalamuu…"

Het woord 'asarru hoort 'asarra te zijn. Het bovenstaande staat in de directe rede en de regel voor zo'n zin, waar het werkwoord voor het (mannelijke) onderwerp komt, is dat het werkwoord in de derde persoon (mannelijk) enkelvoud moet staan, wanneer het actieve onderwerp van de directe rede in de zin wordt genoemd". (Dezelfde regel geldt wanneer je de twee vermeldingen van "mannelijk" vervangt door "vrouwelijk".) Maar het werkwoord in de bovenstaande vers uit de Koran staat in het meervoud. Zie hoe de bovenstaande regel wel wordt toegepast in de volgende verzen van de Koran. Verzen: 3:52, 10:2, 16:27, 16:35, 3:42, 49:14.

Er bestaan twee gelijkwaardige verklaringen:

1, Je kunt "allaziin zalamuu" zien als 'aanhechting' bij het meervoudige voornaamwoord om hen terecht te wijzen voor de slechtheid die hen tot deze daad leidde.

2, Dit is een erkende, acceptabele dialectische variatie in het Klassieke Arabisch, in alle grammaticale teksten bekend als 'lughat akaluni al-baraghith', wanneer een meervoudig voornaamwoord (niet bij een enkelvoud) wordt gevolgd door het onderwerp zoals in het bovenstaande vers. Volledig acceptabel taalgebruik in het Klassieke Arabisch.

De Zevende Fout

In 22:19

"Hier zijn twee tegenstanders die redetwisten over hun Heer."

"haazaani Khismani 'ikhtasamuu fi rabbihim…"

In het Arabisch worden woorden, net als in het Nederlands, verbogen of vervoegd afhankelijk van het aantal. In het Nederlands bestaan twee aantallen: enkelvoud en meervoud. In het Nederlands wordt "twee mannen" dus behandeld als een meervoud. Het Arabisch kent drie aantallen: enkelvoud, dualis en meervoud. In het Arabisch wordt een woord dus behandeld volgend de regels van de enkelvoud, dualis of de meervoud. Het werkwoord in het bovenstaande vers is vervoegd alsof het onderwerp meer dan twee is. Het vers spreekt echter over maar twee personen. Het werkwoord had dus volgens de regels van de dualis vervoegd moeten worden en het woord 'ikhtasamuu zou dan 'ikhtasamaa moeten zijn. Dit is dus nog een fout.

De dualis verwijst naar de twee eenheden - de gelovigen en de ongelovigen - en de meervoud verwijst naar de meervoudigheid van de talloze individuen in de twee kampen. In het Nederlands kan men bijvoorbeeld zeggen "Het is de Duitse regering die Brits rundvlees wil bannen waarvan zij zeggen dat het gevaarlijk is." Regering is tegelijkertijd enkelvoud die "wil", en meervoud omdat de regering veel mensen omvat die "zeggen".

De Achtste Fout

In 49:9

"Indien twee partijen van gelovigen beginnen te vechten treft dan een schikking onder hen…"

"wa 'in-taa-'ifataani mi-nal-Mu'-miniinaq-tatalu fa-'aslihuu baynahumaa…"

De fout in dit vers lijkt op de vorige. Het aantal is nogmaals dualis maar het werkwoord is vervoegd alsof het onderwerp een meervoud is. Het werkwoord 'aq-tatalu zou dus 'aq-tatala moeten zijn.

Hier geldt dezelfde uitleg als voor de vorige "fout".

De Negende Fout

In 63:10

"Mijn Heer! Waarom hebt Gij mij niet voor een wijle uitstel verleend, opdat ik aalmoezen zou geven en tot de rechtvaardigen behoren?"

"…Rabbi law laa 'akhartanii 'ilaa 'ajalin-qariibin-fa-'assaddaqa wa-'akum-minas-salihiin."

Het werkwoord 'akun is verkeerd vervoegd. Het zou 'akuuna moeten zijn, m.a.w, de klinker "a" moet aan de laatste medeklinker verbonden worden want het werkwoord 'akun staat in de subjunctief. Het voorgaande werkwoord 'assaddaqa is wél correct vervoegd en staat in de subjunctief. De reden hiervoor is dat de tegenwoordige tijd in het Arabisch soms verandert in een subjunctief wanneer het werkwoord na bepaalde woorden komt (huruf naseba). Een van die woorden is de "causatieve fa". 

 

Ten eerste bestaat er een erkende lezing (een van de zeven standaard lezingen) waarin men "'akunaa" leest.

De uitleg voor de 'akun lezing is dat het samengaat met de mahall of 'assaddaqa. Dit woord is de jazm zoals in "als je mij vertraagt, zal ik aalmoezen geven en een van de rechtvaardigen zijn". 'atf 'ala al-mahall is een algemeen bekend kenmerk van Arabische grammatica.

De Tiende Fout

In 91:5

"En bij de hemel en de schepping ervan"

"was-samaa-'I wa maa banaa'haa."

Het woord ma wordt in het Arabisch gebruikt voor het onzijdig. Het onderwerp in de bovenstaande zin is echter God. In het Arabisch had dus het woord "man" gebruikt moeten worden (in de betekenis van "hij die"). De Koranvertaling van de Ahmadiyya Gemeenschap lost het probleem op door God helemaal niet te noemen in het bewuste vers: "De hemel en de schepping ervan." Een soortgelijke vertaling staat in de Engelse vertaling van Yusuf Ali, met de volgende verklaring in een voetnoot: "De ma masdariya in het Arabisch in deze en voorgaande zinnen kan het beste naar het Engels vertaald worden met zelfstandige naamwoorden." Het woord bana in banahaa is echter geen zelfstandig naamwoord maar een werkwoord in de verleden tijdsvorm zoals op correcte wijze als zodanig vertaald door de Engelse vertalers Arberry en Pickethall ("Bij de Hemel en Hij Die hem uitspreidde"). Het woord 'ma' had eigenlijk 'man' moeten zijn (wat "die" betekent, in de betekenis van "degene") en de Nederlandse vertaling zou dan "Die" met een hoofdletter D zijn.

De "ma" in dit vers is geen voornaamwoord dat verwijst naar God maar een "masdariyya" in de betekenis van "de schepping ervan" en niet hij die het schiep. Yusuf Ali die opgroeide binnen de madrasa traditie beheerst de Arabische taal beter dan zowel Pickethall als Arberry.

De Elfde Fout

In 41:11

"Dan wendde Hij Zich tot de hemel terwijl deze een soort damp was en zeide hiertegen en tot de aarde: 'Komt beiden, willens of onwillens'. Ze zeiden: 'Wij komen gewillig'."

"…faqal laha wa lel-Arad 'iteya taw'aan aw karha qalata atayna ta'e'een."

Hemel en aarde zijn in het Arabisch vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Het werkwoord ‘zeiden in’ "zei zeiden" is overeenkomstig hiermee vrouwelijk en in de dualis vorm (qalata), maar het bijvoeglijk naamwoord "gewillig" aan het eind van het vers is mannelijk en meervoud (ta'e'een). Dit wijkt af van de regel dat bijvoeglijke naamwoorden met de bijbehorende zelfstandige naamwoorden overeen moeten komen in getal en geslacht. Ta'e'een, wat gebruikt wordt voor meervoud, hoort dus ta'e'atain te zijn, wat gebruikt wordt voor vrouwelijk dualis.

Er zijn verschillende hemelen en verschillende aardes. In het klassieke Arabisch kan naar hen verwezen worden als mannelijk of vrouwelijk. Waar jij het over hebt is een ontwikkeling die heeft plaatsgevonden in het moderne Arabisch. Het zal je dus verbazen dat het in het Klassieke Arabisch correct is om te zeggen "qaala al-nisa" en "qaalat ar-rijal", wat beide incorrect zou klinken in het moderne Arabisch. Zie ook het antwoord op de zevende zogenaamde "fout".

De Twaalfde Fout

In 7:56

"…de Barmhartigheid van Allah is de goeden nabij."

"…inna rahmata Allahi qaribun min al-mohseneen."

Het bovenstaande vers is een nominale zin. In zo'n soort zin hoort het gezegde met het onderwerp van de nominale zin (rahmata) in geslacht overeen te komen. Het woord qaribun ("nabij") is het gezegde bij rahmata Allahi ("de Barmhartigheid van Allah"), zij moeten dus in geslacht met elkaar overeenkomen. Dit is echter niet het geval in de Arabische tekst. Rahmata is vrouwelijk in het Arabisch dus het woord "qaribun" (wat mannelijk is) had dus "qariba" moeten zijn (de vrouwelijke vorm).

Deze regel wordt wel correct toegepast in andere verzen van de Koran. In 9:39 staat bijvoorbeeld: "Kalemat ul-Llah heya al 'ulya." Zowel kalemat als heya zijn vrouwelijk. Om in plaats daarvan te zeggen: "Kalemat ul-Llah howa al-'a'la" kan in geen enkel geval correct zijn. Dit zou net zo onjuist zijn als te zeggen "inna rahmata Allahi qaribun min…"

Deze grammaticale structuur is algemeen bekend in het Klassieke Arabisch en qaribun dient hier als een bijwoord, niet als een bijvoeglijk naamwoord. Het gebruik van moderne Arabische grammatica als criterium voor het beoordelen van de Koran is als het bekritiseren van Shakespeare omdat de grammatica die hij gebruikt anders is dan die van het moderne Engels!

De Dertiende Fout

In 7:160

"En Wij verdeelden hen in twaalf stammen…"

"wa qata'nahom 'ethnata 'ashrata asbatan…"

In plaats van asbatan zou er sebtan moeten staan.

In het Arabisch staat er letterlijk "twaalf stammen". Dit zou correct zijn in het Nederlands maar niet in het Arabisch. In het Arabisch zou er "twaalf stam" moeten staan want een naamwoord dat geteld wordt door een nummer boven tien hoort in het enkelvoud te staan. Deze regel wordt bijvoorbeeld wel correct toegepast in 7:142, 2:60, 5:12, 9:36, 12:4.

Als Allah "twaalf stam" gezegd had het volgende woord ook in het enkelvoud moeten staan. Hij spreekt echter over de talloze asbat binnen elke stam. "Asabatan" betekent kleinzonen binnen de afzonderlijke stammen, niet stammen. Zie voor verdere uitleg de tafsier van Zamakhshari. Hij vermeld deze 'fout' en geeft uitleg.


Home Terug Neem contact met ons op! Zoek iets op de website Links naar andere webpagina’s